Ode
BEZWAAR

BEZWAAR

28 februari 2023

Ongetwijfeld behoor ik tot de laatste generatie die de verplichte legerdienst heeft meegemaakt. Kort nadat ik mijn vaderlandse plicht had uitgevoerd, werd dit afgeschaft. Ja lap, hadden ze dit niet eerder kunnen beslissen?

Bij die belangrijke maatschappelijke bijdrage zat ik met een probleem, met name een bezwaard geweten. Ik wou namelijk niet “afgericht” worden om mensen te doden. Om mijn carrièrekansen niet teveel te hypothekeren door een te lange afwezigheid op de arbeidsmarkt – burgerdienst betekende al snel twee jaar – koos ik ervoor om ongewapend mijn dienstplicht te vervullen.

Na een maand opleiding in Gent, waarbij ik tijdens de lessen wapenkunde als “alternatief” de gang moest vegen die we een uur daarvoor hadden moeten dweilen, kwam ik in het Militair Hospitaal te Oostende terecht. Die “lastige” gewetensbezwaarden werden immers bij voorkeur bij de Medische Dienst ingedeeld, zo konden ze nog iets nuttigs doen voor de strijdkrachten. Ik kreeg er een administratieve job, die – in tegenstelling tot veel van mijn kameraden – mijn dagen vulde en die maanden in geen tijd liet voorbijvliegen.

Iedereen die het meemaakte, kent één of meer straffe verhalen uit de diensttijd die, in de loop der tijden wat aangedikt werden, wel leuk zijn om boven te halen bij één of andere drink. Ik wil er eentje vertellen, dat van korporaal Willy. Niet meteen de slimste van de bende, maar een goede ziel.

In het Militair Hospitaal van Oostende werden echte patiënten, in tegenstelling tot wat men van een ziekenhuis zou denken, niet verpleegd maar overgebracht naar het Militair Ziekenhuis in Neder-over-Heembeek. Het overbrengen van de zieken was een riskante onderneming, want de ambulances vielen vrij vaak in panne. Daarom werd dit vooral overgelaten aan miliciens, en soms aan de beroepssoldaten.

Willy was als beroeps zo een regelmatig slachtoffer, die er om bekend stond dat hij meestal zijn papieren (marsorders) vergat. Op een dag, na de zoveelste reprimande daarover, kwam hij heel trots ons kantoor binnen om zijn papieren te halen bij het vertrek richting Brussel. Halverwege zijn traject heeft Willy rechtsomkeer gemaakt en kwam hij kort na de middag melden dat hij die keer weliswaar de papieren bijhad, maar de patiënt vergeten was. Het vervoer werd alsnog toegewezen aan een milicien en Willy heeft het maanden mogen horen.

Minder leuk was mijn bijna dagelijkse confrontatie met de compagniecommandant, bijgenaamd “de zwarten” omwille van zijn schoenpoetszwarte haardos. Die vroeg mij, de “naïeve” gewetensbezwaarde, wat ik wel zou doen als er mij iemand met een geweer zou bedreigen, of erger nog: wat als morgen de Russen binnenvallen? Ik antwoordde steeds weer met een stille glimlach.

We konden toen natuurlijk niet bevroeden dat vier decennia later die Russen zouden binnenvallen in een buurland van de NAVO. Toch blijf ik met een bezwaard geweten zitten en kijk of luister ik elke dag naar gerespecteerde media, die nu al een jaar lang achteloos de één na de andere ijzervreter aan het woord laten, met bijzonder weinige kritische, laat staan op gewetensbezwaren gestoelde vragen. Ik blijf verwonderd over hoe snel men de oorlogsretoriek overneemt en weinig bedenkingen heeft bij het feit dat grondstoffen zoals staal nu prioritair moeten gebruikt worden om raketten en tanks te fabriceren in plaats van windturbines te maken. Bij hernieuwbare energie installaties wordt over elk materiaalgebruik oneindig veel kritische opmerkingen gemaakt en dat mag uiteraard, maar niemand vraagt hoe duurzaam de overschakeling naar een oorlogsindustrie wel is.

Mag ik dat, zonder ooit maar een moment de inval van die augurk in Oekraïne goed te keuren, behoorlijk bezwarend vinden en vooral nefast voor de vooruitgang in ons klimaat- en energiebeleid?

Of ben ik dan weer naïef?

Bart Bode