Ode
Persbericht ODE Vlaanderen 6 juli 2022 Vlaams voorstel afschaffing groenestroomcertificaten gebaseerd op economisch en juridisch drijfzand

Persbericht ODE Vlaanderen 6 juli 2022 Vlaams voorstel afschaffing groenestroomcertificaten gebaseerd op economisch en juridisch drijfzand

06 juli 2022

We reageren op het artikel in De Standaard gisteren dat verwijst naar de studie van het UK studiebureau OXERA. Deze studie ligt mede ten gronde ligt aan het voorstel van de Vlaamse Regering om de toekenning van groenestroomcertificaten vroegtijdig te stoppen. De studie hanteert echter aannames die niet kloppen met de realiteit van de Vlaamse zonne-energiesituatie.

Vlaams voorstel afschaffing groenestroomcertificaten gebaseerd op economisch en juridisch drijfzand

Aanstaande vrijdag 8 juli staat het ontwerp van decreet over de groenestroomcertificaten geagendeerd op de Vlaamse ministerraad. Minister Demir wil de komende tien jaar 1,2 miljard euro minder groenestroomcertificaten uitbetalen.

In dit verband verscheen eerder deze week de economische ­studie van het buitenlandse bureau Oxera waaruit zou moeten blijken dat er sprake is van oversubsidiëring van grote zonneparken.

Studie Oxera kent Vlaamse markt niet

“Deze studie gaat voorbij aan de Vlaamse werkelijkheid en vertrekt vanuit een aantal aannames waardoor het resultaat van de studie, met name het bewijzen dat er sprake zou zijn van oversubsidiëring, op voorhand vastligt. Bovendien baseert de studie zich op louter theoretische modellen, waarbij geen marktbevraging werd gedaan. Er is geen enkel overleg met de sector geweest over deze parameters”, stelt Dirk Van Evercooren, Algemeen Directeur Organisatie Duurzame Energie Vlaanderen, de sectorfederatie van de hernieuwbare energie en duurzame energietoepassingen.

Zo wordt in de studie de lokale zelfafname ingeschat op 100%, terwijl in werkelijkheid (geviseerde) PV-installaties over een 20-jarige periode (de periode van toepassing op de GSC-contracten) niet kunnen voldoen aan deze veronderstelling omdat de markt anders gestructureerd is in Vlaanderen. Deze studie geeft daardoor geen correct beeld van het rendement van de (geviseerde) PV-installaties. Afhankelijk van de situatie zitten er in realiteit verschillen op van tientallen procenten met het berekende steunniveau.

De elektriciteitsopbrengsten worden zuiver theoretisch benaderd. Er wordt uitgegaan van de kost van een grootverbruiker op het moment van indienstname (bijv. 152€/MWh voor een installatie van 250 KWp in 2010) en hierop wordt 3,5% inflatie geteld gedurende 20 jaar. Voor een installatie van 2010 geeft dit een gemiddelde ‘opbrengst’ van 178,31 €/MWh voor de periode 2010-2020, terwijl de groothandelsprijzen voor die periode gemiddeld 45€/MWh bedroegen (rekenkundig gemiddelde Belpex 2010-2020). Dit is dus een overschatting van de inkomsten met een factor groter dan 3. Uitgaande van 350 €/MWh gegarandeerde steun voor die installatie betekent alleen dit al een overschatting van de totale inkomsten van het project met /- 33,5%.

De studie toont ook aan beperkte kennis te hebben van de PV-sector in Vlaanderen. De helft van de geviseerde PV-installaties werden immers geplaatst met zogenaamde derde partij investering, waarbij het dak werd gehuurd en de stroom meestal aan een vaste lage prijs werd vastgelegd voor 20 jaar. Hier wordt op geen enkele manier rekening mee gehouden in de analyse.

Hoofdzakelijk Vlaamse KMO’s getroffen

“ODE/PV-Vlaanderen heeft zelf een impactstudie uitgevoerd over de aangekondigde plannen van minister Demir en de gevolgen hiervan op de sector. Uit onze impactstudie blijkt dat indien de plannen van minister Demir worden uitgevoerd, dit een belangrijke weerslag heeft op het Vlaams economisch weefsel. Hierbij zouden de KMO’s in de sector het hardst worden getroffen”, geeft Dirk Van Evercooren aan.

Uit de onderverdeling van de geviseerde PV-installaties van voor 2013 (verspreid over ongeveer tweehonderd investeerders) volgens de categorieën ‘On-balance’, ‘SPV’ (derde partij financiering) en ‘Overheid.’ blijkt dat de SPVs binnen de 6 maanden problemen zullen ondervinden met de terugbetaling van hun (her)financiering. Op termijn betekent dit het faillissement van bijna alle SPV’s.

In de categorie on-balance, gebeurde meer dan twee derde van de eigen investeringen door KMO's (zie onderstaande grafiek). Slechts 15% (van het totale volume) van de grote bedrijven zijn zelf investeerder. De Vlaamse KMO zou dus hard worden getroffen door deze maatregel.

Opmerkelijk: binnen de categorie van de SPVs is drie vierde reeds doorverkocht aan een nieuwe investeerder. Het gaat dan bijvoorbeeld over pensioenfondsen, infrastructuurfondsen of verzekeringsinstellingen die de parken kochten van de originele projectontwikkelaar eens bewezen was dat ze goed werkten. Bij die overdracht gingen de kopers er vanuit dat de Vlaamse overheid haar engagementen zou nakomen en dus is de toekomstige cashflow van de GSC’s verrekend in de verkoop. Bankleningen, dakhuur, onderhoud en vervangingsinvesteringen,... zijn allemaal afhankelijk van de GSC-cashflow.

Juridisch drijfzand

De juridische onderbouw van de Vlaamse regering baseert zich ook op een verplichting vanuit Europa omtrent staatssteun, terwijl Europa eerder meldde dat er van een verplichting geen sprake is voor reeds bestaande contracten.

“Uit onze contactname met DG Competition blijkt dat de nieuwe richtsnoeren inzake klimaat, milieubescherming en energie (de zogenoemde CEEAG) enkel van toepassing zijn op toekomstige steun. De nieuwe regels vereisen geen wijzigingen van reeds toegekende steun”, besluit Dirk Van Evercooren.